homelaatstenieuwsarchief
galerienieuwsexpoverhalenlinksreizencontact
Openingstijden:

afhankelijk van het tentoonstellingsaanbod
Archief
Lezing Piet Gerbrandy over het werk van Yvonne Struys Herinnering en Vergankelijkheid 50 jaar kunstenaarschap Yvonne Struys
zondag, 08 september 2013

 

 

Piet Gerbrandy

 

In het vijfde boek van zijn leerdicht over de natuur vertelt de Romeinse dichter Lucretius (eerste eeuw vC) hoe de aarde, toen zij nog jong was, spontaan planten en dieren begon voort te brengen. ‘Overal waar zich een geschikte locatie aanbood, groeiden baarmoeders die in de bodem geworteld waren,’ en zo kwamen uiteindelijk ook de mensen ter wereld. Het leven was zwaar voor de eerste aardbewoners, maar in een eeuwenlang proces van vallen en opstaan wisten zij zich op den duur steeds beter te redden, zij het dat elke stap vooruit in de civilisatie weer nieuwe problemen en rampen met zich meebracht. En uiteindelijk zal, aldus Lucretius, ook deze wereld weer te gronde gaan.

 

 Het leven is een gevecht tegen honger, kou en eenzaamheid, in het volle besef dat alles wat we doen vergankelijk is, terwijl we ons bevinden in een ten diepste onbegrijpelijk universum. Geen wonder dat we methoden hebben ontwikkeld om het bestaan betekenis te geven. Dat doen we in de allereerste plaats door verhalen te vertellen, verhalen over het begin en het einde (waarbij het einde vaak weer een begin is), over goden, engelen en helden, over reizen naar de randen van de wereld. Die verhalen bestaan uit woorden, die steevast hun eigen geschiedenis met zich meedragen, maar ze kunnen ook verteld worden door klanken zonder vaststaande betekenis, of opgeroepen worden door visuele voorstellingen. De eerste kunstenaars uit het neolithicum lieten handafdrukken achter op rotswanden, als om aan te geven dat elke duiding van de existentie voortkomt uit een tasten. Maar juist dat tasten brengt schoonheid voort.

 

Yvonne Struys is zich altijd terdege bewust geweest van de geschiedenis van de mensheid, die ze beschouwt als bron van kennis, troost en wijsheid. Enerzijds richt ze zich op het directe contact dat we altijd met de aarde hebben gehad, op akkers en in tuinen, bij het turfsteken, bij visvangst en het begraven van doden. In dat kader is het opvallend hoe vaak er in haar werk voeten en handen verschijnen: voeten die de levensreis verbeelden maar ook benadrukken hoezeer we met het aardoppervlak verbonden zijn, handen die niet alleen de materie manipuleren maar ook de medemens willen aanraken. Anderzijds is ze getroffen door pogingen in contact te treden met een transcendente wereld achter de verschijnselen, zoals blijkt uit haar fascinatie voor Hildegard van Bingen, kazuifels, religieuze vaandels en Griekse mythologie. Beide oriëntaties, die op het aardse en die op het hemelse domein, komen samen bij de in turf geplante aardengelen, die in het bieden van bescherming al even hulpeloos lijken te zijn als wijzelf.

 

De materialen die Yvonne bij voorkeur gebruikt hebben al een heel leven achter de rug, soms letterlijk, waar ze paardehaar of de huiden van slangen of zalmen gebruikt, soms in overdrachtelijke zin, waar ze een paar krukken of een drietal aardkleurige brancards inzet, of waar ze flarden tekst uit oude liederen en kronieken plukt of regels van Paul Celan als uitgangspunt neemt.

 

Een van de meest aangrijpende beelden is een strijdhemd van leisteen. De functie van kleding is die van bedekken, beschermen en verhullen, hier is alleen het omhulsel overgebleven en kunnen we slechts raden naar de beoogde drager. Om zich te verweren tegen wat hij of zij als het vijandelijke beschouwt, hult deze mens zich in de aarde zelf, alsof het gevecht bij voorbaat verloren is. En toch, wat een kracht spreekt er niet uit dit kledingstuk dat te zwaar is om te torsen. Ja, we zullen uiteindelijk weer opgenomen worden door de geologische formaties waaruit we zijn voortgekomen. Maar voorlopig zijn we er nog.  

 

 

Piet Gerbrandy